De Omgevingswet lijkt een nieuwe uitnodiging te zijn. Elk plan moet worden benaderd vanuit ‘ja, mits …’. De oude wet zou uitgaan van ‘nee, tenzij’.
Om met het ‘nee, tenzij’ te beginnen. De wetsopbouw in Nederland kent een systematiek: iets is verboden tenzij. Elke wet. Elke wet verbiedt iets tenzij vergunning, rijbewijs et cetera; elke wet is begrensd tot een onderwerp, of wel, tot een stukje van onze werkelijkheid. Zo is ook de Omgevingswet opgebouwd. Waarom dan ‘ja, mits’?
Bij ‘ja, mits’ neem je tijd om na te gaan of een plan bijdraagt aan beleid, aan de wensen van de samenleving, ongeacht een eerste lezing van de regels. Die komen erna. Je begint dus niet met de regels, je begint met de vraag: hoe kan het plan bijdragen aan vastgesteld beleid? Voetnoot: er moet dan wel beleid zijn!
De hartekreet van ‘ja, mits’ is vooral een tegenreactie op de werkwijze die met Wabo is gestart: namelijk er is een nee op een plan tenzij we alle negatieve effecten kunnen wegstrepen. Een plan is verworden tot het afvinken op onderdelen. Ook participatie is op deze wijze verworden tot ‘afvinken’.
‘Ja, mits’ betekent niet ‘overal kan alles’. Een ecologische wolkenkrabber op de Veluwe? Een zonnewaterveld op de Waal? Een voedselbos in een weidevogelbroedgebied? Een goed plan kan niet op elke plek.
De benadering van een initiatief of een idee met ‘ja, mits’ is een belangrijk accent in communicatie om van onze verbiedende wetgeving tot lokale samenwerking te komen. Het werkt niet bij gebrekkige visie of wollig beleid.
Kortom: de Omgevingswet werkt hetzelfde als de Wet ruimtelijke ordening: een proces met ‘ja, mits’ ligt niet in de regels, maar bij u.