‘Het is moeilijk een locatie te vinden.’ Of het gaat om woonwijken, defensieterreinen, netwerkstations, drinkwaterwinning of azc’s, de verzuchting is steeds dat locaties moeilijk zijn te vinden. De schuld wordt steeds gezocht in regelgeving of lastige buren. Is dat wel zo? In 2010 werd de wet- en regelgeving ‘gekanteld’. Als voorbereiding op de Omgevingswet werd het oude principe van ‘een goede ruimtelijke ordening’ (Wet ruimtelijke ordening vervangen door ‘het voorkomen van negatieve effecten’ (Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Dit laatste principe -uit de Wet milieubeheer- werd leidend. De kanteling ligt hierin dat zo de offensieve planologie (wat willen we waar) vervangen werd door defensieve planning (wat doet waar geen kwaad). De stedenbouw was het vakspecialisme van die offensieve planologie. Stedenbouw denkt vooruit in grote structuren van infrastructuur en functies en doet voorstellen voor afwegingen. Zo konden de VINEX-locaties worden ‘gevonden’ . Zo ontstond het idee van een nationaal natuurnetwerk. Zo werd drinkwater, electra en OV ingevoegd. Zo kregen historische binnensteden betekenis.
In 2010 is hiermee ook de stedenbouw afgeschaft. We gingen nu ‘locaties zoeken’; niet vanuit een grotere structuur, niet vanuit een afweging van functies (of belangen), nee: afvinken dat het project op die plek geen kwaad doet. Dat het afvinken van effecten tot gekke conclusies leidt, bewees het datacentre bij Zeewolde. Elk effect kreeg hier een groen vinkje. Het plan deed geen kwaad, aldus deze afvinkers. Dat dit geen garantie is voor een goed plan bleek al snel. De minister moest ingrijpen. Veel distributiecentra ontstonden door deze smalle kijk. Veel woonwijkjes of straatjes werden zo aan bestaande bebouwing vastgeplakt, vooral waar een boer zich liet uitkopen. Dat met dit wijkjes plakken en gaatjes vullen een stad ongepland (!) verandert, drong al snel door bij enkele bestuurders. Zo verzuchtte een bestuurder: wie vertelde ons dat al dat wijken plakken ons een nieuwe stad bracht, zonder stedelijke samenhang, en waarbij vragen van elektra, OV of voorzieningen naar ons werden afgewenteld?
Met de term ‘ruimtelijke ordening’ in de naam van het ministerie leek een terugkeer van stedenbouw of planologie weer onderkend. Slechts 13 jaar was nodig om de onmisbaarheid van stedenbouw in een vol land te beseffen. Het is bij het naambordje gebleven. Gemeenten maken wollige ‘omgevingsvisies’ die uitmunten in het stapelen van wensen. Elk project moet dan aan al die wensen voldoen. De belangenafweging met politieke discussie wordt zo afgewenteld naar de projectaanvrager. Een vaak onmogelijke opdracht. Bij goede stedenbouw weet iedereen wat op de locatie is bedoeld. Nu weet niemand het. Dit is de enige reden dat we niet vooruitkomen: er is wensenstapeling en er ontbreekt belangenafweging. Doe goede stedenbouw met belangenafweging vooraf. De locaties vallen dan toe aan de gewenste functies. Iedereen weet dan weer wat goed is voor de plek. En dat kan geen kwaad in een vol land.